Maakt de observatie van het denken een verschil?

Op de verdediging van mij thesis over de epistemologie van Steiner heb ik een aantal interessante vragen gekregen. Eén vraag was wat de denkobservatie nu eigenlijk voor verschil maakt. Een andere was waarom Steiner wil blijven vasthouden aan het predikaat wetenschap.

In de vorige blogpost schreef ik op een bepaald punt over het inzien van een vergissing, en ik merkte dat het niet zo evident is om me dat voor te stellen in een hedendaagse wetenschappelijke context. Hoewel theorieën in de wetenschap om de haverklap veranderen, gebeurt dat naar ik vermoed minder omdat bepaalde aannames vergissingen bleken, maar meer omdat het ene model op een bepaald model de feiten beter begint te verklaren dan het andere. Met andere woorden, het is niet dat je van de theorie kan zeggen dat ze strikt genomen juist is, dat haar waarheid kan ingezien worden, het is alleen zo dat ze de gegevens beter verklaart dan de andere.

Als de zaak zo zit, wil dit zeggen dat er wetenschap beoefend wordt met een concept van waarheid dat maar ten dele helder is, een concept dat waarschijnlijk in de praktijk zeer goed werkt, maar dat gewoon genomen wordt zoals het zich voordoet. Geen typologie van de verschillende verschijningsvormen van waarheid, of van vergissingen, of van modellen … Een heel los raamwerk rond de begrippen inductie en deductie misschien, maar niets dat tot op de bodem gaat.

Specifiek uit deze invalshoek had ik het nog niet bekeken, hoewel ik natuurlijk wel uit allerlei colleges weet dat ook de “officiële positie” van de wetenschapsfilosofie is dat er nog geen sluitende theorie van de waarheid is waar iedereen mee tevreden is.

Maar als ik het zo bekijk, dan is meteen duidelijk welke winst er uit de epistemologie van Steiner te halen is. Er is iets dat in de huidige wetenschap feitelijk ontbreekt, al valt het niemand op dat het ontbreekt. Het zou echter wel een verschil maken moest het voorhanden zijn (om heel uiteenlopende redenen waar ik niet dieper op inga, maar bijvoorbeeld zou er een leidraad geleverd zijn op basis waarvan men modellen kan afwegen tegen elkaar).

Daarmee is een belangrijk element van een antwoord op de eerste vraag gegeven: welk verschil maakt de denkobservatie? Misschien zelfs ook een aanknopingspunt voor de tweede vraag.

Plaats een reactie