Stijlregels en stijlaanvoelen

1.

Toen ik pas filosofie begon te studeren, was er in het eerste jaar ook een cursus schrijven. We leerden er schrijven in de juiste stijl. Wat ze mij daar verteld hebben is dat filosofische teksten leesbaarder of minder leesbaar kunnen zijn naarmate ze meer in een stijl geschreven zijn die aangenaam is om te lezen. Natuurlijk is daar veel voor te zeggen. Datgene wat aangeduid wordt met het woord stijl bestaat. Ik bewonder de stijl van sommige auteurs en dat is iets dat tot op zekere hoogte losstaat van de inhoud of van nog andere factoren. Maar er is wel iets vreemds aan de hand met dat element “aangenaam om te lezen”, waarop beroep wordt gedaan. Alsof de reden om zinnen en alinea’s zus te construeren en niet zo, gelegen is in het feit “dat de meeste mensen het op die manier aangenamer vinden”. – Ik herinner mij dat iemand die reden eens letterlijk heeft aangehaald, maar dat ging wel niet in de meest strikte zin over stijl, dat ging over witregels gebruiken tussen alinea’s. Ik zat in het eerste jaar en vond witregels niet zo mooi, maar degene in de positie van autoriteit gaf het argument dat het goed was om ze toch te gebruiken omdat de meeste mensen dat makkelijker leesbaar vinden.

In dat voorbeeld voel je al aan dat er iets raars aan de hand is. Maar het is toch pas vele jaren later dat ik gemerkt heb dat het argument ook logisch geen steek houdt.

Er zit namelijk een cirkelredenering in. Het is nogal moeilijk een goed en duidelijk voorbeeld van een cirkelredenering zomaar uit je mouw te schudden, blijkbaar, dus ik heb er eentje gezocht in mijn cursus logica: De Koran is onfeilbaar. Waarom? Omdat de Koran geschreven is door Mohammed en Mohammed Gods profeet is. Hoe ik dat weet? Omdat het in de Koran staat.

Zowel in het geval van de Koran als in het geval van stijlregels lijkt het zo te zijn dat er goede redenen worden gegeven, maar in beide gevallen ontbreekt er een moment waarop de keten van goed schijnende redenen uiteindelijk gefundeerd wordt. In het geval van de Koran zou een dergelijk moment bijvoorbeeld kunnen bestaan uit een goede reden om aan te nemen dat Mohammed de profeet is, buiten het simpele feit dat het zo in de Koran staat. In het geval van de stijlregels zou een dergelijk moment eruit kunnen bestaan dat er ergens in de keten iemand de ervaring heeft dat een stuk tekst hem treft als aangenaam of onaangenaam.

Want dat is nu net de vraag die ik me stel: is er een oorspronkelijke ervaring? Het lijkt zo te zijn, net zoals het lijkt dat er een goede reden wordt gegeven voor de onfeilbaarheid van de Koran, maar ik betwijfel of het ook zo is.

De situatie is in elk geval een paar graden ingewikkelder dan in het eenvoudige voorbeeld van de Koran. Het is geen lineaire keten, die een cirkel maakt, maar een meerlagig weefsel waarin bovendien de momenten dat een reden op een andere reden steunt moeilijk te identificeren zijn. Maar dat verandert niets wezenlijks aan de zaak. Degene die mij verzekerde dat een te korte zin vlotter is dan een te lange of dat directe rede beter is dan indirecte, beaseerde zich misschien nog in het beste geval op een soort enquete waarin een testpubliek bepaalde soorten zinnen zou hebben moeten beoordelen op aangenaam- of onaangenaamheid. Maar het is best mogelijk dat de hypothetische mensen in het testpubliek de stukken tekst niet beoordelen op hun eigen zuivere ervaring van aangenaamheid, maar zich bij hun beoordeling zelf weer baseren op wat zij gewoon zijn of wat ze geleerd hebben. Het kan ook zijn dat er ergens in het netwerk van op elkaar steunende funderingen een autoriteit is die bijvoorbeeld een invloedrijk stijlboek heeft geschreven. Misschien heeft mijn professor zich daarop beroepen, of het kan ook zijn dat personen uit het hypothetische testpubliek zich op hem beroepen. Maar ook in het geval van de autoriteit is het best mogelijk dat de stijlregels die hij aanraadt gebaseerd zijn op wat hij zelf geleerd heeft, op wat hij denkt dat de meerderheid van de mensen het liefst lezen, of op gelijk welke theoretische constructie.

Het probleem is dat twee dingen allebei mogelijk zijn, wanneer een stijlregel gemotiveerd wordt door de claim dat de meeste mensen prefereren dat de regel gevolgd wordt. Ofwel zijn er in het netwerk van fundamenten één of meerdere mensen die een echte ervaring van aangenaam- of onaangenaamheid hebben, in dat geval is de claim gerechtvaardigd; ofwel doet het hele netwerk niets anders dan op elk punt te verwijzen naar veronderstelde preferenties bij anderen die weer naar veronderstelde preferenties bij anderen verwijzen en zo verder. In die zin is het hele geval vergelijkbaar met een cirkelredenering.

Ik herhaal dat het gaat over de rechtvaardiging van de stijlregels, niet over de stijlregels zelf. Het is best mogelijk dat de stijlregels die aan eerstejaars gegeven worden inderdaad overeenstemmen met het feitelijke ervaren van aangenaam en onaangenaam. Dat wil nog niet zeggen dat de claim dat de meeste mensen deze regels graag gevolgd zien deugt als reden. Het kan ook best zijn dat de Koran onfeilbaar is en dat Mohammed de profeet van God is en dat dat allemaal in de Koran staat; het een in het ander funderen blijft een cirkelredenering.

In het geval van de stijlregels is het echter wel mogelijk om een duidelijk criterium aan te duiden voor wanneer het funderen bona fide zou zijn. Er zou niet meer nodig zijn dan dat een aantal mensen de duidelijke ervaring zouden hebben dat ze een bepaalde soort zin of constructie aangenaam of onaangenaam vinden. De ervaring zou minstens zo transparant moeten zijn dat ze kunnen overzien of ze niet toch door een of andere invloed gestuurd worden in de richting van een oordeel dat ze uit zichzelf niet zouden vellen. Maar meer is er niet nodig.

2.

Hoe meer je over het hele geval nadenkt, hoe minder waarschijnlijk de claim wordt dat de meerderheid van de mensen graag een tekst leest die opgesteld is volgens de stijlregels. Is het niet veel waarschijnlijker dat stijlregels tot stand komen doordat er eerst mensen zijn die een echte ervaring van stijl hebben, vervolgens teksten schrijven die aan hun ideeën van stijl beantwoorden, en de nodige invloed hebben zodat hun stijlidee ten slotte zodanig algemeen aanvaard wordt dat het zijn weerslag vindt in regeltjes die aan eerstejaarsstudenten worden geleerd? Er was een tijd waarin lange zinnen de norm waren voor een ernstige tekst, nu heeft men liever korte zinnen. De verandering kan er niet gekomen zijn doordat de regels zelf veranderd zouden zijn. Dat zou betekenen dat de eigenlijke ervaring van aangenaamheid niet aan de kant ligt van de gebruiker van teksten, maar aan de kant van de opsteller van de stijlregels die de gebruikers moeten volgen; in zijn oordeel beginnen korte zinnen de voorkeur te krijgen, terwijl het daarvoor lage zinnen waren; de gebruikers van de taal volgen zijn nieuwe stijladviezen en zo worden korte zinnen ten slotte de norm. Dit scenario vormt een contradictie met de claim dat de reden voor de stijlregels gelegen is in de preferentie van de meerderheid. De verandering moet er in tegendeel gekomen zijn doordat de stijlregels nahinken op de evoluties in het stijlaanvoelen van de mensen, de gebruikers.

Aangezien verandering in stijlregels voorkomt, ga ik er dus van uit dat er werkelijke ervaringen zijn in het stijlaanvoelen van de mensen. Het is niet zo dat de opstellers van stijlgidsen een directe toegang hebben tot dit niveau waarop de verandering plaatsvindt, maar wel zo dat de reële verandering met het verstrijken van de tijd vanop haar niveau doorsijpelt naar het niveau van de stijladviezen.

Er moeten werkelijke ervaringen van genoegen of ongenoegen aan de stijl zijn, en er moet een evolutie in die ervaringen zijn. Anders is het niet denkbaar hoe de regels zouden kunnen veranderen (aangezien de regels net zouden moeten bewaken tegen verandering).

Ik keer terug naar de kwestie van de cirkelredenering. Mijn voorlopige conclusie was dat het een cirkelredenering blijft, zolang er geen punt kan aangewezen worden waarin mensen een reële ervaring van aangenaam- of onaangenaamheid hebben. Het lijkt dat deze voorwaarde vervuld is, omdat er noodzakelijk dergelijke reële ervaringen moeten bestaan; anders is evolutie niet verklaarbaar. De praktijk toont dus aan dat het toch geen cirkelredenering is.

3.

Maar ook daarmee is nog niet het laatste gezegd. De professor die als autoriteit aan de eerstejaarsstudenten verklaart dat de stijlregels gewoon de norm zijn van wat de meeste mensen pleziert heeft misschien gelijk. Maar wat met de student die hem misverstaat? Stel dat de student de conclusie trekt: “dus ik moet, om aangenaam en leesbaar te schrijven, altijd proberen zo te schrijven dat het zoveel mogelijk mensen bevalt.”

Ik denk dat dit nog een heel ander geval is. In eerste instantie valt al op te merken dat dit volgens mijn analyse in de vorige twee punten ronduit tegennatuurlijk is. Er moeten namelijk eerst schrijvers zijn die schrijven wat hun eigen stijlaanvoelen hun ingeeft, ookal wijkt het af van de op dat moment geldende stijlregels. Dan pas kan de voorwaarde vervuld worden die maakt dat stijlregels iets anders zijn dan een circulaire constructie zonder uiteindelijk fundament. Stijlregels moeten levendig blijven, en dat kan alleen door oorspronkelijkheid; dat blijkt gewoon uit een logische analyse van de situatie.

In tweede instantie valt het op dat de misverstane variant logisch gezien wel degelijk moet uitlopen op een cirkelredenering. Als het criterium voor een goed geschreven tekst uit niet meer bestaat dan uit zoveel mogelijk de meerderheid behagen, dan worden alle oorspronkelijke, inhoudelijke, positieve ervaringen irrelevant. Het zou binnen de kortste keren zo ver kunnen zijn dat ik een tekst schrijf volgens wat ik denk dat de meerderheid behaagt; dan lezen drie mensen mijn tekst na en bij hun evaluatie meten ze mijn tekst ook alleen maar af aan hun idee van wat de meerderheid behaagt; uiteindelijk zou mijn tekst gepubliceerd worden en alle kritiek van mensen die eventueel de werkelijke ervaring hebben dat mijn stijl hun als onaangenaam treft, zou eenvoudigweg kunnen afgewimpeld worden met de verwijzing dat zij duidelijk niet tot de meerderheid behoren.

Het punt is dat al deze oordelen en ook de afwimpeling een grote schijn van geldigheid zouden hebben. Ze zouden ook in zekere zin geldig zijn. Alleen zouden ze bovendien ook circulair zijn, maar dat zou nauwelijks opvallen omdat de logische structuur niet zo lineair is als in eenvoudigere voorbeelden van cirkelredeneringen.

Plaats een reactie